De woningmarkt dendert door: in april 2025 lagen de prijzen van bestaande koopwoningen ruim 10 procent hoger dan een jaar geleden. De gemiddelde verkoopprijs tikte de €472.000 aan. Wat zit er achter die stijging – en waar gaat dit heen? Tijd om de cijfers én de werkelijkheid erachter onder de loep te nemen.
“Huisje, boompje, banksaldo kwijt”
Gemiddelde verkoopprijs: €472.054. Ja, echt.
Als je het idee had dat huizen in Nederland de afgelopen tijd nóg duurder zijn geworden: je had gelijk. In april 2025 lagen de prijzen van bestaande koopwoningen gemiddeld 10,2 procent hoger dan een jaar eerder. En dat is niet niks. Volgens het CBS en het Kadaster betaalde je in april gemiddeld €472.054 voor een woning. Geen typfout. Vier-honderd-twee-en-zeventig-duizend euro. Voor een gemiddeld huis.
Prijsindex blijft maar stijgen
Ten opzichte van maart stegen de prijzen met 0,7 procent. Niet schokkend misschien, maar het tikt toch aan — zeker als je bedenkt dat ook maart al een stijging van 0,7 procent liet zien. Volgens de officiële prijsindex van het CBS is er sprake van een duidelijke lijn omhoog. Sinds juni 2023, toen de markt weer aantrok na een kleine inzinking, zit er weer stevig vaart in. En dat merk je. Wie dacht dat de piek in juli 2022 niet meer geëvenaard zou worden: guess again. Inmiddels liggen de prijzen 11 procent hoger dan toen.
Het is alsof de huizenmarkt in z’n achteruit stond, even twijfelde, en toen met piepende banden weer vooruit ging. Niet dat dit voor iedereen goed nieuws is, trouwens.
Opvallend veel huizen verkocht
Wat misschien nog verrassender is dan de prijsstijging, is dat ook het aantal verkochte woningen flink toenam. In april wisselden 18.915 woningen van eigenaar, een stijging van bijna 21 procent vergeleken met april 2024. En in de eerste vier maanden van dit jaar ging het al om 70.389 transacties. Dat is dus niet alleen “meer dan vorig jaar” — dat is ruim 17 procent meer.
Dat roept vragen op: waar halen mensen het geld vandaan? Of zijn we met z’n allen bang dat het straks nóg duurder wordt, en willen we koste wat kost instappen?
Even over die prijzen: wat betekenen ze eigenlijk?
De gemiddelde transactieprijs van €472.054 is een mooie headline, maar zegt eigenlijk niet alles. Voor de officiële prijsontwikkelingen gebruiken het CBS en het Kadaster een prijsindex, die rekening houdt met allerlei kwaliteitsverschillen. Dus dat een woning in Friesland minder kost dan eentje in Amsterdam wordt meegenomen in de berekening. Die index is dus wat genuanceerder. Maar goed, €472.000 blijft alsnog een bak geld.
Waarom blijft het allemaal stijgen?
Er zijn geen simpele antwoorden, maar een paar dingen spelen zeker mee:
- Er is te weinig aanbod. We bouwen niet snel genoeg, en woningen die vrijkomen worden snel weggekaapt.
- De hypotheekrente is relatief laag. Niet zó laag als tijdens de pandemie, maar laag genoeg om kopers in beweging te krijgen.
- Inkomens stijgen. Niet bij iedereen, maar gemiddeld wel, en dat vergroot de leencapaciteit.
- Marktvertrouwen is terug. Of: mensen zijn bang om achter te blijven. FOMO, maar dan met bakstenen.
Wat nu?
De grote vraag: waar gaat dit naartoe? Economen verwachten dat de stijging voorlopig doorzet, al zou het tempo iets kunnen afvlakken. Maar structurele oplossingen — zoals écht meer bouwen — zijn er nog niet. Dus zolang die blijven uitblijven, is het realistisch dat prijzen hoog blijven. Misschien zelfs nog wat hoger worden.
En ja, dat maakt het voor starters niet makkelijker. Een beetje schrijnend zelfs: een jong stel dat in 2021 net misgreep in Utrecht, kon daar toen voor €350.000 nog nét iets vinden. Nu? Vergeet het maar.
Tot slot
De woningmarkt lijkt een verhaal zonder duidelijk slot. Alles lijkt te draaien, schuiven, stijgen. Huizen worden duurder, mensen blijven kopen, en de statistieken trekken zich nergens iets van aan. Eén ding is zeker: wie er nu nog op hoopt dat de prijzen snel weer zakken, moet misschien ook maar gaan sparen voor een tent. Of een Tiny House. Als je die nog ergens kunt vinden, tenminste.
Lees ook: Britse zakenman wil cashen in Amsterdam
