Het is nog maar een paar maanden geleden dat de laatste Mini uit de fabriek in Born reed. Het applaus van de medewerkers, de laatste auto die langzaam de band af rolde – je kon de weemoed bijna aanraken. Een halve eeuw autogeschiedenis kwam tot stilstand. Van Dafjes en Volvo’s tot Mitsubishi’s en Mini’s: generaties Limburgers werkten in deze hallen. En toen werd het stil.
Nou ja, stil… een fabriek van deze omvang staat nooit écht helemaal stil. Er bleven zo’n 250 mensen rondlopen, die batterijmodules in elkaar zetten voor BMW of sleutelden aan speciale voertuigen voor Defensie. Maar de bedrijvigheid van weleer? Die was weg. Tot nu. Want VDL Born krijgt een nieuw leven – zijn vierde, als je het in tijdvakken van autofabrikanten en politieke keuzes bekijkt. Alleen dit keer zijn het geen vrolijke stadsauto’s die de regio draaiend moeten houden, maar drones. Militaire drones.
Alles op een rijtje
Van slaapstand naar militaire versnelling
Toen BMW Group begin 2024 de samenwerking stopzette, moest VDL de fabriek in een soort winterslaap zetten. Geen nieuwe klanten, geen opvolgers. Wat resteerde waren enorme hallen, een infrastructuur waar menig ondernemer jaloers op zou zijn, en een regio die zich afvroeg: wat nu?
Dat antwoord kwam sneller dan verwacht. Defensie stapte in. De geopolitieke druk in Europa, de oorlog in Oekraïne, de roep om strategische onafhankelijkheid – het maakte dat Nederland en haar NAVO-partners ineens haast hadden. En wie heeft er in hemelsnaam nog een fabriek van 120.000 vierkante meter vrij, mét ervaren technici die gewend zijn om in hoog tempo complexe producten te bouwen? Juist. Born.
Binnenkort wordt een kwart van het terrein – zo’n 120.000 vierkante meter – ingericht voor Defensie. Niet voor tanks of raketten, maar voor drones en voertuigen. De eerste proefproductie van drones moet dit jaar nog starten. Tijdwinst door de bestaande autovergunning te gebruiken. Het klinkt bijna opportunistisch, maar zo werkt crisiseconomie: snelheid gaat boven bureaucratie.
Een investering met beloftes – en kanttekeningen
Afgelopen week maakten de provincie Limburg en VDL bekend dat ze samen 25 miljoen euro in de toekomst van de fabriek steken. VDL zelf legt er 10 miljoen bij, de provincie 15 miljoen. Een deel van dat provinciegeld – zo’n 5 miljoen – is zelfs bestemd voor extra natuur en leefbaarheid rondom de fabriek.
Dat klinkt mooi, en er zit een visie achter. Naast defensieproductie wordt gesproken over batterij- en energiesystemen, duurzame mobiliteit en hightech maakindustrie. Het toverwoord dat hier valt: dual use. Producten die zowel militair als civiel kunnen worden ingezet. Dat klinkt slim, en ook een tikje geruststellend, want niet iedereen voelt zich even comfortabel bij het idee dat Born vooral een wapenkamer van Europa wordt.
Van Volvo tot drones: de flexibiliteit van Born
Wat veel mensen vergeten: Nedcar (en later VDL) stond altijd al bekend om zijn flexibiliteit. Het was een fabriek waar je letterlijk van de ene op de andere dag een ander model kon laten produceren. De Mitsubishi Carisma en de Volvo S40? Die rolden hier gewoon tegelijk van de band. Later was het de Smart ForFour naast de Mitsubishi Colt.
Born was altijd een fabriek die klanten wist te bedienen met maatwerk. Misschien is dat wel precies wat Defensie nu nodig heeft: een plek waar je snel kunt schakelen, kunt experimenteren, kunt opschalen. Het zit bijna in het DNA van de fabriek om geen lange lijnen te trekken, maar te doen wat nú nodig is.
Een anekdote: oud-medewerkers vertellen vaak dat de fabrieksvloer zo was ingericht dat je na een paar dagen omscholing van de ene auto naar de andere kon overschakelen. Voor defensie – waar de vraag plotseling kan verdubbelen of halveren – is dat goud waard.
Internationale deals liggen op de loer
En het blijft niet bij Nederland. Dronebouwer DeltaQuad sloot al een samenwerking met VDL om de DeltaQuad Evo – een verkenningsdrone met een spanwijdte van 3 meter – in Born te produceren. Dat is geen toekomstmuziek meer, maar concreet.
De Duitse reus Rheinmetall voert gesprekken over de bouw van Caracal-terreinwagens in Limburg. Belgische Defensie kijkt mee. En Oekraïne? Die staat praktisch te trappelen om een deel van de productie van drones naar partnerlanden te verplaatsen. Minister Ruben Brekelmans zei daarover: ‘Oekraïne wil graag een deel van de productie laten plaatsvinden bij partnerlanden in Europa. Als ik dan zeg dat wij deze locatie van VDL hebben, dan zijn zij daarin zeer geïnteresseerd.’
Het klinkt bijna alsof Born binnen een paar jaar kan uitgroeien tot hét dronecentrum van Noordwest-Europa.
Maar wat gebeurt er met die duurzame droom?
Hier wringt het een beetje. Want bij elke aankondiging van VDL wordt benadrukt dat er óók geïnvesteerd gaat worden in duurzame mobiliteit. Born zou een broedplaats moeten worden voor de groene economie.
Toch blijft dat voorlopig vooral bij woorden en intenties. De concrete deals liggen bij Defensie. Daar zit de urgentie, daar zit het geld, daar zijn de contracten.
Je voelt de ironie: jarenlang pleiten voor duurzaamheid, elektrische auto’s en batterijproductie in Nederland, en dan is het uiteindelijk de krijgsmacht die de lege fabriek redt. Of dat cynisch is of gewoon pragmatisch, hangt af van je perspectief. Feit is dat Defensie betaalt en duurzame mobiliteit nog moet wachten op haar grote doorbraak in Born.
Dual use of dubbele agenda?
Het idee van “dual use” klinkt mooi. Een drone die ook civiel kan worden ingezet. Batterijtechnologie die zowel voor bussen als voor tanks bruikbaar is. Maar in de praktijk betekent het vaak dat Defensie bepaalt en de rest mag volgen.
Het roept ook ethische vragen op. Moet Limburg, dat decennia lang een symbool was van mobiliteit en innovatie, nu de regio worden die militair materieel voor Europa levert? Of is het simpelweg noodzakelijk in een tijd waarin veiligheid niet langer vanzelfsprekend is?
De emoties in de regio
Praat je met oud-medewerkers, dan proef je gemengde gevoelens. Sommigen zijn blij dat er weer leven in de fabriek komt – elke baan telt, zeker in een regio waar grote werkgevers schaars zijn. Anderen vinden het wrang dat duurzame mobiliteit niet de prioriteit krijgt.
Een medewerker die ooit aan de Mini werkte, zei: “Ik ben trots dat ik hier heb gewerkt, maar het voelt vreemd om straks misschien drones te assembleren. Het is toch iets anders om een vrolijke auto voor stadsverkeer te bouwen dan een militair apparaat dat naar Oekraïne gaat.”
Die emotionele lading gaat dit verhaal de komende jaren bepalen. Born wordt niet zomaar een fabriek, maar een symbool van de keuzes die Nederland maakt tussen economie, ethiek en geopolitiek.
Born in transitie, weer eens
De geschiedenis van Born leest als een roman met onverwachte wendingen. Van Dafjes tot Volvo’s, van Mitsubishi tot Mini’s, en nu van duurzame ambities naar drones. Het is een fabriek die zich telkens opnieuw moet uitvinden, en telkens op de rand balanceert tussen hoop en harde realiteit.
Misschien komt die duurzame droom ooit écht van de grond. Misschien worden er straks accu’s en batterijmodules gebouwd die bussen, treinen en schepen elektrificeren. Maar voorlopig hebben de drones voorrang. De fabrieksvloer waar ooit Mini’s stonden te glimmen, wordt nu ingericht voor oorlogstechnologie.
En dat zegt eigenlijk alles. Born krijgt een vierde leven. Maar dit keer niet met nostalgische auto’s of groene idealen. Dit keer met Defensie aan het stuur.