De Nederlandse economie groeide in het tweede kwartaal van 2025 met een schamele 0,1 procent. Een getal waar je niet direct champagne voor opent, maar het is een plusje — en in een wereld vol onzekerheid is dat ook wat waard. Al vijf kwartalen op rij zien we een vertraging van de groei. Geen krimp, geen bloei. Eerder: kabbelend herstel.
Nederlandse economie op kousenvoeten vooruit
“Is dit alles?”
Die vraag komt misschien in je op. Want laten we eerlijk zijn: 0,1 procent? Dat is nauwelijks voelbaar. Toch zit er onder de motorkap meer dan je op het eerste gezicht denkt. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laat in haar eerste berekening zien dat vooral investeringen en overheidsuitgaven de economie nog een beetje op gang houden.
Investeringen? Jazeker. Maar niet overal.
In het tweede kwartaal stegen de investeringen in vaste activa met 1,5 procent. Niet spectaculair, maar ook geen kleinigheid. Denk aan schepen, vliegtuigen en ander groot materieel. De overheid én bedrijven trokken samen de portemonnee. Let wel: het gaat hier om vervoer, niet om woningen. De bouwsector zelf — ooit de motor van groei — deed juist een stapje terug.

Wat is het verschil tussen investeringen in de bouw en in vervoer?
Investeringen in de bouw betreffen onder andere woningen, kantoren en infrastructuur. Die kunnen gevoelig zijn voor renteontwikkelingen en stikstofregels. Investeringen in vervoer gaan over vliegtuigen, schepen en voertuigen — assets die vaak in lange planningscycli worden aangeschaft. Kortom: de ene sector remt, de andere duwt.
Huishoudens knijpen de hand op de knip
Niet verrassend: consumenten gaven minder uit. De bestedingen van huishoudens daalden met 0,4 procent. Minder borrels op terrasjes, minder nieuwe broeken, minder dagjes uit. Als je boodschappen doet en je schrikt van de kassabon, is de kans groot dat je ook minder snel in een strandtent neerploft. En dat zie je terug in de horecaomzet.
Export groeit, maar import groeit harder
Een klassieker in de Nederlandse economie: we zijn een handelsland. Dus je zou denken, als de export stijgt (met 0,9 procent), dan is dat goed nieuws. Maar er is een addertje. De import van goederen en diensten steeg nóg harder: met 2,6 procent. Daardoor daalt ons handelsoverschot — een minnetje in de balans die we meestal graag in het groen zien.
Zakelijke dienstverlening en industrie: stille krachten
Opvallend is dat de toegevoegde waarde (het verschil tussen wat een bedrijf maakt en wat het verbruikt) steeg in bijna alle sectoren. Delfstoffenwinning sprong er zelfs uit met een groei van 12,4 procent. Maar dat is een relatief kleine sector. De echte dragers van de groei waren de zakelijke dienstverlening en de industrie, met respectievelijk 1,0 en 1,2 procent groei. Geen headlines, wel fundament.

Wie drukt op de rem?
Niet alles was rozengeur. De bouw, de handel, horeca, vervoer en opslag én financiële instellingen deden het minder goed en drukten zo de totale groei. Of, zoals een econoom het zou zeggen: “sectorale divergentie in productiedynamiek”. Maar in gewoon Nederlands: sommige sectoren hollen, anderen lopen vast.
Een blik op het grotere plaatje: jaar-op-jaar wél groei
Als we het tweede kwartaal van 2025 vergelijken met dat van 2024, zien we een groei van 1,5 procent. En dat klinkt alweer iets gezonder. De overheid gaf 2,8 procent meer uit, huishoudens 1,0 procent meer en investeringen groeiden met 2,5 procent. Ook de export klom met 2,2 procent. Maar — opnieuw — de import ging harder: +3,7 procent. Het blijft een race waarbij we de finish net niet als eerste raken.

Waarom groeit de import sneller dan de export?
Nederland importeert veel halffabricaten en energie. Als prijzen stijgen, stijgt de importwaarde mee. De export profiteert wel, maar kent vaak langlopende contracten. Bovendien is de binnenlandse vraag ook bepalend voor wat we binnenhalen — bijvoorbeeld buitenlandse machines of onderdelen.

Zorg, overheid en industrie dragen jaar-op-jaar de economie
Op jaarbasis zien we dat de zorg, de overheid en de industrie belangrijke groeimotoren waren. Deze sectoren zijn niet sexy, maar wel stabiel. In tijden van onzekerheid is stabiliteit waardevoller dan een hype.
Tussenstand: wat zegt het CBS nu écht?
De cijfers die we nu hebben, zijn de “eerste berekening” van het CBS. Die komt altijd zo’n 30 dagen na het kwartaal en is gebaseerd op voorlopige data. Op 23 september komt een tweede versie, met aanvullende gegevens. Kleine correcties zijn daarbij normaal. Gemiddeld ligt de bijstelling rond de 0,1 procentpunt. In uitzonderlijke gevallen — zoals in 2024 — was de afwijking groter (-0,4 procentpunt), maar dat is eerder uitzondering dan regel.
Zijn die CBS-cijfers dan wel betrouwbaar?
Ja, maar ze zijn niet in steen gebeiteld. Zie het als een eerste weerbericht: nuttig, richtinggevend, maar met kans op een bui of zonnestraal extra.
Ook eerdere kwartalen worden bijgesteld als er nieuwe data beschikbaar komt. Zo werd het groeicijfer voor het eerste kwartaal van 2025 bijvoorbeeld bijgesteld van 0,4 naar 0,3 procent. Een nuance, maar wel één die het trendbeeld beïnvloedt.
Wat betekent dit voor jou en mij?
Voor de gemiddelde Nederlander is 0,1 procent economische groei nauwelijks voelbaar. Geen plotselinge loonsverhogingen of sterke stijgingen op de beurs. Wel is het een signaal: de economie is veerkrachtig, maar kwetsbaar. De overheid blijft spenderen, bedrijven investeren voorzichtig, en jij en ik… geven nét iets minder uit aan luxe.
En dat is misschien wel precies waar we nu zitten: tussen hoop en voorzichtigheid. We weten dat stormen kunnen komen, maar voorlopig is het vooral windstil.