Je kent het wel: je hoort op het nieuws dat de inflatie daalt. Goed nieuws! Tenminste, dat denk je… Tot je weer in de supermarkt staat, kijkt naar die pot pindakaas die vorige maand €2,49 was en nu €2,69. En je denkt: Waar zit die daling dan precies? In het etiket?
Volgens de snelle raming van het CBS – een soort eerste inschatting op basis van nog onvolledige gegevens – kwam de inflatie in juli 2025 uit op 2,9 procent. In juni was dat nog 3,1 procent. Geen wereldschokkend verschil, maar in economische termen is dat een daling die tellen mag.
Maar goed. We hebben het hier over gemiddelden. En als er iets is waar je als consument weinig aan hebt, dan is het een ‘gemiddeld gevoel’ over je boodschappen, energierekening of huurprijs.
Inflatie daalt
Wat meet het CBS eigenlijk – en wat laten ze weg?
Inflatie is de verandering van de consumentenprijsindex (CPI) ten opzichte van een jaar geleden. Simpel gezegd: het CBS kijkt naar een ‘mandje’ met producten en diensten die mensen gemiddeld kopen – denk aan brood, benzine, kleding, maar ook de kapper of de huur – en vergelijkt die prijzen met die van twaalf maanden geleden.

Wat veel mensen niet weten: in dat ‘mandje’ zitten dus ook dingen die jij misschien nooit koopt. Of zelden. Als jij elke dag havermelk drinkt, maar het CBS kijkt naar koemelk, voel jij misschien iets héél anders dan hun 2,9%.
En: woon je in een koopwoning? Dan telt dat mee in de inflatie volgens de CPI. Maar… niet in de Europese variant, de HICP. Die sloeg in juli wat lager uit: 2,5 procent, tegenover 2,8% in juni.
Waarom juli geen ‘normale’ maand is
De prijsstijging ten opzichte van juni – 1,3 procent – moet je met een korreltje zout nemen. Juli is vakantietijd. Tickets naar Barcelona, hotelovernachtingen in Normandië en last-minutes naar Turkije? Prijskaartjes vliegen omhoog.
Seizoenseffecten dus. En die vervormen het beeld. Net als Sinterklaas je decemberinflatie beïnvloedt of het aspergeseizoen in mei iets doet met groenteprijzen. Het zijn tijdelijke schommelingen, geen structurele trends. Maar ze tellen wél mee in de cijfers.
Wat stijgt nu écht in prijs? Niet alles even hard.
Hoewel het algemene inflatiecijfer in juli 2,9% bedroeg, zegt dat weinig over waar die prijsstijgingen precies plaatsvinden. De ene sector stijgt harder dan de andere – en sommige producten worden zelfs goedkoper.
De nieuwste cijfers van het CBS laten zien dat voedingsmiddelen, dranken en tabak tot de grootste prijsstijgers behoren, net als diensten zoals horeca, zorg, verzekeringen en kappers. Geen verrassing, want deze categorieën zijn sterk afhankelijk van lonen — en die zijn de afgelopen tijd omhooggegaan.
Opvallend is dat energieprijzen nauwelijks zijn gestegen, en dat industriële goederen zoals elektronica, meubels en kleding juist minder hard in prijs zijn toegenomen dan een maand eerder. Dit kan wijzen op een afkoelende vraag, een sterker wordende euro of stabiliserende grondstofprijzen.

De grote vraag: wat merk jij ervan?
Misschien wel niets. Of juist alles. Het hangt af van wat je koopt, waar je woont, hoeveel je verdient en of je toevallig net een nieuwe energieleverancier hebt. Inflatie is persoonlijk.
Een voorbeeld: mijn buurvrouw, gepensioneerd en dol op verse bloemen, klaagt dat alles duurder is. Maar haar energiecontract staat vast en ze heeft geen auto. Terwijl ik – met kinderen, dieselbus en boodschappenkar vol huismerken – juist merk dat bepaalde dingen goedkoper zijn geworden. Koffie bijvoorbeeld.
Wat doet de overheid met deze info?
Cijfers als deze zijn niet alleen voer voor economen en journalisten. Ze sturen ook beleid aan. Of althans, ze zouden dat moeten doen. Want inflatie beïnvloedt onder andere:
- Rentepercentages van de ECB
- Loononderhandelingen tussen werkgevers en vakbonden
- Belastingmaatregelen of toeslagen
En dan is het wel prettig dat je weet waar je naar kijkt. De CPI is bijvoorbeeld leidend voor nationale beleidskeuzes. De HICP? Die gebruiken ze in Europa om landen te vergelijken. Maar omdat de HICP geen rekening houdt met woonlasten (zoals je hypotheek of huur), ziet het beeld er vaak rooskleuriger uit dan het voelt.
Vanaf 2026: nieuwe cijfers, nieuwe uitgangspunten
Vanaf 2026 verandert het basisjaar van de CPI en HICP: we gaan van 2015 = 100 naar 2025 = 100. Het lijkt een saaie technische wijziging, maar het is essentieel.
Waarom? Omdat het uitgavenpatroon verandert. In 2015 was de elektrische fiets nog een zeldzaamheid. Streamingdiensten waren nog niet wat ze nu zijn. En vleesvervangers stonden ergens achterin de supermarkt, naast de glutenvrije crackers.
Met het nieuwe basisjaar wil het CBS beter aansluiten bij hoe we vandaag de dag écht consumeren. En dus wordt het hele ‘mandje’ opnieuw gewogen en ingericht. Beter, maar ook: even wennen.
Waarom voelt inflatie vaak hoger dan het CBS zegt?
Eerlijk antwoord? Omdat persoonlijke inflatie altijd verschilt van het gemiddelde cijfer.
Jouw inflatie wordt vooral bepaald door wat je koopt. Koop jij vaak dure, in prijs gestegen producten (zoals vlees, vliegtickets, of kleding)? Dan voelt het alsof alles omhoog gaat. Ben jij juist iemand die veel zelf maakt, seizoensproducten koopt en je auto laat staan? Dan is jouw inflatie lager – misschien zelfs negatief.
En dan heb je nog het psychologische effect. Stijgingen blijven hangen, dalingen niet. Als een pak melk 20 cent duurder wordt, merk je dat. Als je stroomrekening ineens 10 euro lager is… denk je: “zal wel kloppen.”
Een interessant voorbeeld: volgens de cijfers is energie dit jaar goedkoper dan vorig jaar. Maar omdat vorig jaar al historisch duur was, voelt het nu nog steeds hoog.
Kortom: inflatie is deels gevoel. En dat gevoel wordt zelden gevangen in een gemiddelde.
Samengevat – wat moet je onthouden?
- Inflatie in juli 2025: 2,9% (CPI), 2,5% (HICP)
- Ten opzichte van juni: +1,3% (seizoensinvloed)
- Groot verschil tussen CPI en HICP: woningkosten
- Verandering op komst: nieuw basisjaar vanaf 2026
- Persoonlijke inflatie ≠ officiële inflatie
Laat je niet misleiden door het cijfer alleen
We sluiten af met een misschien wat oncomfortabele waarheid: inflatie is geen objectief begrip. Het is een model, een inschatting. Een raming.
En zoals met alle modellen geldt: het helpt je oriënteren, maar vergeet niet om ook gewoon naar je eigen portemonnee te kijken. Want daar zit, uiteindelijk, je échte koopkracht.