AEX kiest voor grijze koppen aan de top
Je hoeft tegenwoordig geen dertiger met een MBA en een raketstart op je cv te zijn om CEO te worden van een AEX-bedrijf. Sterker nog: het helpt misschien zelfs niet. De bestuurskamers van Nederland kleuren grijzer, en dat is allesbehalve toeval.
Nederlandse topbedrijven lijken een duidelijke voorkeur te hebben ontwikkeld: ervaring, graag. In onzekere tijden – en laten we eerlijk zijn, daar zitten we al een tijdje in – is een veilige, vertrouwde hand aan het roer aantrekkelijker dan ooit. Geen gedoe, geen verrassingen. Gewoon iemand die weet wat hij of zij doet, omdat ze het allemaal al eens hebben meegemaakt.
AEX kiest voor grijs boven glans
De cijfers liegen er niet om
De gemiddelde leeftijd van bestuursvoorzitters bij AEX-bedrijven steeg afgelopen jaar van 48,9 naar 50,9 jaar. Twee jaar verschil op papier, maar in de praktijk een wereld van verschil. Nog maar één op de zeven nieuw benoemde CEO’s is jonger dan 45. Vorig jaar was dat nog één op vier. De jonge honden zijn niet weg – ze komen er gewoon wat minder makkelijk tussen.

Dit blijkt uit het jaarlijkse rapport Route to the Top 2024 van executive searchfirma Heidrick & Struggles, waarin de eigenschappen van 1.232 CEO’s uit 27 landen zijn onderzocht. En ja, de Nederlandse cijfers vallen op.
De opmars van de boekhouder
De meest gewilde CEO van dit moment? Iemand die ooit CFO was. Droog, cijfermatig, saai zelfs? Misschien. Maar ook betrouwbaar, strategisch en verrassend veelzijdig. Inmiddels heeft 27 procent van de Nederlandse topbestuurders een financiële achtergrond – een flinke sprong ten opzichte van 22 procent vorig jaar.
“Alleen Ierland, Noorwegen en het VK doen het beter,” zegt Imke Lampe van Heidrick & Struggles met een knikje richting de cijfers. “Het is logisch eigenlijk. CFO’s hebben niet alleen de kassa bewaakt, ze hebben bedrijven door crises geleid, fusies begeleid, en eindeloze PowerPoint-avonden overleefd. Ze snappen hoe een organisatie werkt, van Excel tot executive boardroom.”
En eerlijk is eerlijk: in een wereld waarin alles lijkt te wankelen – oorlogen, inflatie, AI die je baan kan overnemen – is het ergens geruststellend dat er iemand bovenaan staat die niet van z’n stuk raakt bij een dalende koers.
Bekende gezichten boven nieuw bloed
Opvallend: bedrijven vissen massaal in eigen vijvers. Zeven van de tien nieuwe CEO’s komen uit de interne gelederen. Vorig jaar was dat nog zes op de tien. In de rest van Europa ligt het gemiddelde een stuk lager. Het lijkt erop dat raden van commissarissen liever niet gokken. Als de kandidaat al aan tafel zit, weet je tenminste wat je binnenhaalt.
Een beetje saai misschien, maar ook begrijpelijk. “CFO’s zitten vaak al jaren naast de CEO. Ze kennen de dynamiek, de mensen, de valkuilen,” aldus Lampe. “Waarom zou je dan iemand van buiten halen?”
Diversiteit? Klein beetje, toch wel
Dan de andere cijfers. Het aantal vrouwelijke CEO’s in de AEX is verdubbeld. Klinkt indrukwekkend, tot je hoort dat het er nu twee zijn. Nancy McKinstry van Wolters Kluwer en Valerie Diele-Braun van IMCD. McKinstry wordt overigens binnenkort opgevolgd door een andere vrouw: Stacey Caywood. Dus ja, het gaat vooruit. Maar in slakkentempo.
Internationaal doen we het iets beter. Het aandeel buitenlandse CEO’s steeg van 39 naar 42 procent. En bijna de helft van de nieuwkomers aan de top heeft internationale ervaring. Dat laatste klinkt logisch, maar is het niet vanzelfsprekend. Een topfunctie bij een multinational is geen makkelijke leerschool. Je moet cultuur kunnen lezen, accenten kunnen volgen, én strategisch kunnen denken op drie continenten tegelijk.
Wat zegt dit allemaal?
Misschien zegt het: we zijn voorzichtig geworden. Of gewoon verstandiger. Wie zal het zeggen. In ieder geval kiezen we vaker voor mensen met littekens, in plaats van met gelikte pitches.
“Of iemand nu jong, oud, man, vrouw of buitenlander is: in deze markt draait alles om ervaring,” zegt Lampe. En ze heeft een punt. Het is niet de tijd voor experimenten. Bedrijven willen leiders die kalm blijven als de boel in brand staat. Geen goeroes, maar vakmensen. Geen disruptors, maar rustbrengers.
En als dat betekent dat de bestuurskamer iets minder hip wordt, dan nemen we dat er blijkbaar graag bij.