Bijna tien jaar geleden waarschuwde Kim Putters al dat de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden steeds groter werd. En ja hoor, hij had gelijk. Nog steeds zien we grote verschillen op de arbeidsmarkt, in gezondheid en zelfs in hoe mensen met elkaar omgaan. De vraag is: hebben we er in al die jaren echt iets aan gedaan?
Nog steeds achterstanden op de arbeidsmarkt
Als je een mbo-diploma hebt, is het lastiger om een vaste baan te vinden dan wanneer je een hbo- of wo-diploma hebt. Laagopgeleiden zitten vaker in flexibele, slechter betaalde banen en hebben minder zekerheid. Ondertussen gaan de salarissen van hoogopgeleiden omhoog, krijgen zij sneller een vast contract en hebben ze meer doorgroeikansen.
Wat ook niet helpt: veel banen waarvoor je vroeger geen diploma nodig had, vragen nu om een papiertje. Hierdoor wordt het voor mensen zonder hbo of universiteit nóg lastiger om vooruit te komen. Kim Putters zag dit jaren geleden al aankomen en waarschuwde dat dit de kloof alleen maar zou vergroten.
Levensverwachting: een verschil van vijf jaar
Misschien wel de meest schokkende ongelijkheid zit in de levensverwachting. Hoogopgeleiden leven gemiddeld vijf jaar langer dan laagopgeleiden. En dat is geen toeval. Mensen met een mbo-opleiding of lager werken vaak fysiek zwaarder, hebben vaker financiële stress en leven gemiddeld ongezonder.
Putters zei destijds al dat betere gezondheidszorg niet de enige oplossing is. Het zit ‘m ook in betere woonomstandigheden, minder stress en meer steun uit de samenleving. Maar ondanks deze inzichten is dat gat in levensverwachting de afgelopen jaren alleen maar groter geworden.
Overgewicht: meer dan een kwestie van inkomen en kennis
Mensen met een lagere opleiding hebben aanzienlijk vaker overgewicht dan hoger opgeleiden. Uit cijfers van het RIVM blijkt dat 60% van de laagopgeleide vrouwen tussen de 25 en 44 jaar overgewicht heeft, terwijl dat percentage bij hoogopgeleide vrouwen op 28% ligt. Voor mannen is het verschil ook groot: 59% versus 36%.
Vaak wordt gedacht dat dit vooral komt door een lager inkomen of een gebrek aan kennis over gezonde voeding. Maar volgens socioloog prof. dr. Jeroen van der Waal is de werkelijkheid complexer. Tijdens het Nationaal Obesitas Symposium legde hij in zijn presentatie Dikker door dedain uit dat er meer factoren meespelen. Werkstress, sociale omgeving en de levensstijl die binnen bepaalde groepen als normaal wordt gezien, blijken minstens zo bepalend als financiële middelen of kennis.
Twee werelden die steeds verder uit elkaar groeien

Hoog- en laagopgeleiden leven steeds meer in hun eigen bubbels. Ze wonen in andere wijken, hun kinderen zitten op andere scholen en ze komen elkaar minder tegen. Hierdoor begrijpen ze elkaar minder goed, en dat leidt tot meer polarisatie.
Kim Putters waarschuwde hier tien jaar geleden al voor. Als mensen elkaar niet meer tegenkomen, ontstaan er sneller vooroordelen en wantrouwen. En dat zie je nu overal terug, van de politiek tot sociale media.
Is er dan niks verbeterd?
Jawel, er zijn wel wat positieve ontwikkelingen. De waardering voor mbo’ers groeit langzaamaan, en er zijn steeds meer bedrijven die inzien hoe belangrijk vakmensen zijn. Ook zijn er initiatieven om mbo’ers betere loopbaankansen te geven.
Maar laten we eerlijk zijn: zolang de grote verschillen in inkomen, werkzekerheid en gezondheid blijven bestaan, verandert er niet veel. En zolang we blijven praten over ‘hoger’ en ‘lager’ in plaats van ‘anders’, houden we die kloof zelf in stand.
Putters had gelijk (en we doen er nog steeds te weinig aan)
Tien jaar geleden zei Kim Putters het al: als we niet ingrijpen, wordt de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden alleen maar groter. En kijk waar we nu staan. De verschillen zijn er nog steeds, en op sommige vlakken is het zelfs erger geworden.
Dus ja, we kunnen de termen hoger en lager schrappen, maar dat is niet genoeg. Er moet échte verandering komen: eerlijke kansen op de arbeidsmarkt, betere salarissen voor praktisch opgeleiden en minder sociale scheiding. Want zolang mbo’ers minder verdienen, minder kansen krijgen en vijf jaar korter leven dan iemand met een wo-diploma, kunnen we niet zeggen dat het goed gaat. Tijd om eindelijk iets te doen.