Waarom Nederland zelf kerncentrales moet bouwen
Private investeerders durven het niet aan om kerncentrales in Nederland te bouwen, zelfs niet met steun van de overheid. Dus neemt de overheid zelf het heft in handen. Maar wat betekent dat voor de haalbaarheid en de kosten?
De overheid betaalt de rekening
Op 5 februari liet minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei) in een brief weten dat Nederland zelf vier nieuwe kerncentrales gaat bouwen en financieren. Bedrijven staan er simpelweg niet om te springen, zelfs niet met flinke overheidssteun.
Eerdere gesprekken met partijen als KHNP, EDF en Westinghouse liepen op niets uit. Daarom richt de overheid nu een staatsbedrijf op dat alles gaat regelen. Mogelijk stappen investeerders later alsnog in, maar voorlopig ligt de bal bij de overheid. De voorbereidingen kosten sowieso al een paar jaar.
Waarom durven bedrijven niet?
Omdat de risico’s torenhoog zijn. De bouwkosten kunnen gigantisch uit de hand lopen, vergunningen kosten jaren, en de toekomstige stroomprijs is onzeker. Bovendien is de eerste centrale pas in 2035 klaar, wat het project gevoelig maakt voor politieke windrichtingen.
Om dit soepel te laten verlopen, is langdurige politieke steun nodig. Maar zonder zekerheid dat toekomstige kabinetten dezelfde koers varen, vinden commerciële partijen het te risicovol.
Is 2035 realistisch?
Tien jaar bouwen klinkt mooi, maar in de praktijk loopt het vaak anders. Europa kent genoeg voorbeelden van kerncentrales die flinke vertraging opliepen. De Franse Flamanville-3 zou in 2012 af zijn, maar ging pas eind 2024 draaien. In Finland duurde het zelfs 18 jaar voordat Olkiluoto-3 klaar was.
Nederland heeft al sinds de jaren ’70 geen kerncentrale meer gebouwd, wat de kans op vertragingen alleen maar groter maakt. En dan zijn er nog juridische procedures die het project kunnen vertragen.
Twee of vier kerncentrales?
Eerst wilde het kabinet-Rutte er twee bouwen, maar in maart 2024 riep de Tweede Kamer op om dat op te schalen naar vier. De gedachte: kernenergie is stabiel en kan goed samen met zon en wind.
Toch is niet iedereen enthousiast. CDA-leider Henri Bontenbal waarschuwt dat dit te ambitieus is: “Begin eerst maar eens met twee centrales.” Ook zijn er twijfels over geschikte locaties.
Kloppen de kosten?
Voor de eerste twee centrales is 14 miljard euro gereserveerd, maar dat lijkt veel te weinig. Europese projecten laten zien dat de kosten makkelijk verdubbelen of zelfs verdrievoudigen.
Hinkley Point C in het Verenigd Koninkrijk ging van 18 miljard naar 46 miljard pond. Flamanville-3 werd zes keer zo duur als gepland. Finland? Daar liepen de kosten ook drie keer uit de hand. Als Nederland dezelfde kant op gaat, lopen de kosten richting de tientallen miljarden euro’s.

Wie betaalt de rekening?
De overheid dekt de volledige kosten via een staatsbedrijf, wat betekent dat belastingbetalers opdraaien voor tegenvallers. Vertragingen? Die zorgen voor oplopende rentekosten en kunnen andere overheidsuitgaven in de knel brengen.
Minister Hermans geeft toe dat het risico groot is, maar benadrukt dat kernenergie essentieel is voor een stabiele energievoorziening. Later dit jaar wordt definitief besloten of het er vier worden.
Genoeg personeel?
Voor de bouw zijn op het hoogtepunt 7.000 mensen nodig, waarvan 70% uit het buitenland moet komen. Dit botst met het kabinetsbeleid om arbeidsmigratie te beperken.
Daarnaast heb je nog eens 2.600 specialisten nodig om de centrales te laten draaien. Nederland heeft nu al een tekort aan technisch personeel, dus investeert de overheid 65 miljoen euro in opleidingen. Maar of dat genoeg is? Experts hebben hun twijfels, zeker met de internationale concurrentie om nucleaire specialisten.
Waar komen die centrales?
Een kerncentrale heeft veel koelwater nodig, een sterke netaansluiting en moet op een veilige afstand van bebouwing liggen. De Maasvlakte en Borssele lijken de meest logische opties, maar voor twee extra centrales wordt het lastiger.
Eemshaven leek van tafel, maar werd in november 2024 ineens weer genoemd als mogelijke locatie. Dat leidde direct tot protesten in Groningen, waar het vertrouwen in de overheid al laag is door de aardbevingsproblemen.
Waarom lukt het China wél?
China bouwt kerncentrales sneller en goedkoper dan Europa. Ze gebruiken gestandaardiseerde ontwerpen, hebben kortere vergunningsprocedures en lagere loonkosten. Bovendien financiert de Chinese staat zonder winstoogmerk en via staatsbanken, wat de financiering veel goedkoper maakt.
Zijn er alternatieven?
Kleine modulaire reactoren (SMR’s) worden steeds vaker genoemd als alternatief. Deze compacte reactoren worden in fabrieken gebouwd en op locatie geïnstalleerd. Ze zijn goedkoper, sneller te bouwen en potentieel veiliger.
Nederlandse bedrijven zoals Thorizon werken aan de ontwikkeling van SMR’s en hopen in 2032 een werkende reactor te hebben—nog voordat de grote centrales klaar zijn. Dit kan verklaren waarom investeerders huiverig zijn: waarom instappen in een duur en risicovol project als er binnen tien jaar een goedkopere en efficiëntere optie beschikbaar is?
Is het verstandig?
De overheid bouwt zelf kerncentrales omdat commerciële partijen er geen brood in zien. Dit brengt flinke financiële risico’s met zich mee, die uiteindelijk bij de belastingbetaler terechtkomen. Daarnaast spelen er grote uitdagingen rondom personeel, vergunningen en locaties.
De grote vraag is of Nederland goed doet aan deze megacentrales, terwijl nieuwe technologieën zoals SMR’s steeds realistischer worden. Dit is ook een belangrijke reden waarom private investeerders terughoudend zijn bij de plannen van kabinet-Schoof. Een SMR kost met 100 miljoen tot 2,5 miljard euro aanzienlijk minder dan een traditionele kernreactor, is vijf tot acht jaar sneller te bouwen, efficiënter in gebruik en in theorie veiliger.
Later dit jaar hakt de overheid de knoop definitief door.