Suriname oil industry concept, industrial illustration. Fluttering Suriname flag and oil wells on the blue and yellow sunset sky background - 3D illustration
Economisch

De toekomst van Suriname: hoop en wantrouwen rond oliemiljarden

16 september
DoorMike
Mike

Mike schrijft duidelijke, scherpe en soms eigenwijze artikelen over alles wat er speelt in Nederland en soms het buitenland. Van opvallend nieuws en slimme tips tot wonen, werk, tech en meer. Geen wollige taal of lo…

Bekijk volledige bio

Suriname. Een land met regenwouden die kraken van biodiversiteit, een geschiedenis die rijk en pijnlijk tegelijk is, en een bevolking die al jaren worstelt met de harde realiteit van inflatie, schulden en politieke beloftes. En dan komt er ineens olie om de hoek kijken – heel veel olie. Naar schatting 750 miljoen vaten liggen er voor de kust, misschien zelfs meer.

Klinkt als de jackpot, toch? Maar wie een beetje om zich heen kijkt in de wereld, weet dat zulke jackpots vaak eerder lijken op Russische roulette. De vraag die steeds luider klinkt: gaat de gewone Surinamer hier echt beter van worden, of verdwijnen de miljarden straks in diepe zakken en wazige fondsen?



De grote sprong voorwaarts: de boringen op zee

Neem het Maleisische Petronas. Dat bedrijf begon in 2025 met nieuwe proefboringen in Blok 52, een gebied van bijna 5.000 vierkante kilometer. Voor de leek: dat is grofweg even groot als de helft van heel Nederland. Er werd eerder al olie gevonden, maar deze ronde moet bevestigen hoeveel reserves er écht zijn.

Blok 52 Suriname
Blok 52 / Foto: Staatolie.com

Petronas is niet de enige speler. TotalEnergies en APA Corporation hebben hun kaarten al op tafel gelegd met Block 58, waar rond 2028 de eerste olie uit de zeebodem omhoog moet komen. We hebben het niet over een paar vaten: er wordt gesproken over 200.000 vaten per dag. Dat zijn cijfers die zelfs landen met gevestigde olie-industrieën jaloers maken.

De investering? Zo’n 10 miljard dollar. Het soort bedragen waar je als gewone burger niet eens iets bij kunt voorstellen. Staatsolie, het nationale oliebedrijf van Suriname, mag voor 20% meedoen. En dat klinkt aardig – maar 20% van een taart betekent nog steeds dat 80% ergens anders heen gaat.

Hoe werkt dat eigenlijk: wie krijgt welk deel van de taart?

Veel mensen denken: olie gevonden = kassa. Zo simpel is het niet. Oliecontracten zijn vaak ingewikkelder dan de handleiding van een tweedehands wasmachine.

In Suriname werken ze met productie-delingscontracten (PSC’s). Dat houdt in dat de bedrijven die de boel opboren eerst hun kosten terugverdienen – de zogenaamde cost oil. Pas daarna is er winst om te verdelen, de profit oil.

En raad eens? In de eerste jaren na de start gaat een groot deel van de opbrengsten linea recta terug naar de investeerders. Pas daarna begint de staat écht geld te zien. Volgens optimistische berekeningen zou Suriname in de jaren dertig van deze eeuw meer dan 1 miljard dollar per jaar kunnen binnenhalen. Maar dat is in de toekomst. Nu moeten mensen nog steeds knokken om hun boodschappen te betalen.

Het Spaar- en Stabilisatiefonds: een mooie naam, maar werkt het?

De regering heeft een wet die alle mijnbouwopbrengsten in een zogenoemd Spaar- en Stabilisatiefonds moet parkeren. Idee: geen wilde uitgaven, maar sparen, investeren en schokken opvangen. Klinkt goed.

Maar laten we eerlijk zijn: Surinamers hebben vaker mooie plannen voorbij zien komen. De praktijk is dat er vaak toch gaten in de begroting moeten worden gedicht. Het IMF kijkt mee en hamert erop dat de miljarden niet alleen in prestigeprojecten verdwijnen. Schulden afbouwen, subsidies hervormen, sociale steun verbeteren – dat staat hoog op de agenda.

Toch is er altijd de angst dat zodra de eerste miljarden binnenstromen, politici de verleiding niet kunnen weerstaan om hun eigen agenda’s door te drukken. Je zou bijna zeggen: de olie is misschien makkelijker te beheersen dan de mensen die er straks over beslissen.

Ziet de gewone Surinamer er iets van?

De hamvraag. Want ja, je kunt praten over miljarden, contracten en fondsen, maar uiteindelijk gaat het om de vraag of de vrouw op de markt in Paramaribo straks goedkoper haar groenten kan kopen. Of dat jongeren eindelijk werk krijgen waar ze niet na een jaar alweer op uitgekeken zijn.

Er zijn drie manieren waarop burgers zouden kunnen profiteren:

  1. Indirect: stabiliteit. Minder inflatie, een stevigere munt, betere infrastructuur. Dat is geen directe cash in de hand, maar wel een soort basis waarop je kunt bouwen.
  2. Direct: het veelbesproken plan van president Santokhi, “Royalties for Everyone”. Elke burger zou een spaarbrief van $750 krijgen, met 7% rente per jaar. Betaald uit royalty’s van Block 58. Klinkt fantastisch, maar voorlopig is het niet meer dan een belofte op papier.
  3. Werkgelegenheid: Staatsolie praat graag over local content. Banen voor Surinamers, opdrachten voor Surinaamse bedrijven. En ja, er zullen kansen komen. Maar laten we niet romantiseren: voor de hypergespecialiseerde offshore-banen zijn vaak buitenlandse experts nodig. Het is dus eerder een mix van kansen en beperkingen.

Het eeuwige dilemma: vloek of zegen?

In de geschiedenisboeken zijn er genoeg voorbeelden van landen die rijk werden van olie – maar ook van landen die door olie juist ontspoorden. Nigeria, Venezuela… de lijst is lang. Suriname hoopt natuurlijk Guyana achterna te gaan, de buurman die al jaren olie produceert en miljarden binnenhaalt. Maar zelfs daar zie je dat niet iedereen profiteert.

En Suriname heeft een extra uitdaging: het hoge aardgasgehalte in de olie. Dat maakt de verwerking duurder en lastiger. Waar Guyana relatief snel olie op de markt kreeg, moet Suriname zich door een technisch ingewikkelder pad worstelen.

Dat verklaart ook waarom er steeds weer wordt gewaarschuwd voor overspannen verwachtingen. Olie is geen toverstaf. Het is een kans, ja, maar een kans die makkelijk kan ontsporen.

Een blik vooruit: tijdlijn voor de komende tien jaar

Tijdlijn olie
  • 2025–2027: Petronas boort, TotalEnergies bouwt installaties, de FPSO wordt voorbereid. Voor de Surinaamse burger verandert er nog niet veel.
  • 2028: eerste olie uit Block 58. Symbolisch belangrijk, maar door de cost recovery stroomt het grote geld nog niet binnen.
  • 2030–2035: hier zou de piek moeten liggen. Dan kan de staat jaarlijks miljarden zien binnenkomen. Mits de olieprijs gunstig blijft en de projecten op schema blijven.

Het is dus niet morgen dat de Surinamer ineens rijker wakker wordt. Het is een proces van jaren, misschien decennia.



Hoopvol, maar niet blind

Suriname staat op een kruispunt. Er liggen enorme kansen, maar ook enorme risico’s. De komende jaren zullen laten zien of het land kiest voor duurzaam bestuur en eerlijke verdeling, of dat de olie toch meer een vloek dan een zegen wordt.

Misschien dat de spaarbrief van $750 ooit werkelijkheid wordt. Misschien dat jongeren echt nieuwe banen vinden in de sector. En misschien dat de inflatie eindelijk eens stopt met elke maand te ontploffen. Maar zekerheid? Die is er niet.

Wat wel zeker is: de olie verandert Suriname. Hoe, dat schrijven we pas over twintig jaar in de geschiedenisboeken.

Relevante artikelen

Bekijk meer