Het klinkt bijna als sciencefiction: bedrijven die met gigantische machines de oceaanbodem afschrapen om er metalen vandaan te halen. Maar die toekomst is dichterbij dan je misschien denkt. Het Canadese mijnbouwbedrijf The Metals Company (TMC) wil de eerste commerciële diepzeemijn ter wereld openen, en dat sneller dan gepland. Niet één, maar vier schepen moeten straks dag en nacht mangaanknollen omhoogpompen. De partner in dit avontuur? Het Zwitsers-Nederlandse offshorebedrijf Allseas.
Milieudeskundigen trekken inmiddels aan de noodrem. “Dit is spelen met vuur,” klinkt het. Toch laat TMC zich niet remmen – de belofte van zeldzame metalen voor batterijen en zonnepanelen is simpelweg te groot.
Zeldzame metalen
Een oceaan vol schatten
Duizenden kilometers van ons vandaan, in het hart van de Stille Oceaan, ligt de Clarion Clipperton Zone (CCZ). Een naam die je misschien nog nooit hebt gehoord, maar in mijnbouwkringen klinkt die als muziek in de oren.
Op meer dan 3800 meter diepte ligt de zeebodem bezaaid met mangaanknollen – ronde, steenachtige objecten, ongeveer zo groot als een aardappel. Geen spectaculaire diamanten, geen goudklompen die fonkelen, maar eerder grauwe, keiharde knobbels. Toch zijn ze miljoenen waard. Ze bevatten nikkel, kobalt, koper en mangaan – allemaal metalen die cruciaal zijn voor onze energietransitie. Denk aan elektrische auto’s, windturbines en zonnepanelen.
In jargon heet het “polymetallische nodules”. Dat klinkt chique, maar in feite zijn het gewoon stenen die miljoenen jaren onder immense druk zijn gevormd. TMC ziet er goud in. Niet letterlijk goud, maar de basis voor een nieuwe industriële revolutie.
De ambities van TMC
TMC opereert via dochteronderneming Nauru Ocean Resources Inc. (NORI). Het eerste doelwit heet Nori-D, een stuk oceaanbodem tussen Hawaï en Mexico, zo’n 25.000 vierkante kilometer groot. Om het tastbaar te maken: dat is ongeveer de helft van heel Nederland. En dat is nog maar het begin.
In totaal heeft TMC concessies aangevraagd voor een gebied van 150.000 vierkante kilometer – even groot als Nederland, België en Oostenrijk samen. Een onvoorstelbare lap zeebodem waar, volgens de eigen berekeningen, miljarden tonnen knollen liggen te wachten.
Het oorspronkelijke plan: 3 miljoen ton knollen per jaar omhooghalen. Maar de laatste financiële berekeningen laten zien dat TMC groter wil denken. Veel groter. Het nieuwe doel: 10,5 miljoen ton per jaar. Vier schepen die continu heen en weer varen, alsof het om een lopende band gaat. Als alles volgens plan loopt, start de commerciële productie vanaf het vierde kwartaal van 2027.
Een sluiproute via Trump
Normaal gesproken loopt dit soort plannen via de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA), een VN-orgaan dat al jaren bezig is met het opstellen van een ‘Mining Code’. Die regels moeten duidelijkheid geven: wie mag waar mijnen, en onder welke voorwaarden? Alleen… die code is er nog steeds niet.
En daar komt Donald Trump in beeld. De Verenigde Staten hebben het VN-zeeverdrag over de zee nooit ondertekend. Trump tekende in 2020 een decreet dat Amerikaanse bedrijven directe toegang geeft tot diepzeemijnbouwvergunningen via de NOAA, zonder dat de VN ertussen komt.
TMC zag zijn kans schoon. Omdat de goedkeuring bij de ISA al jaren muurvast zat, besloot het bedrijf via de Amerikanen te gaan. Een ‘sluiproute’, zeggen critici. Een slimme zet, vinden aandeelhouders.
Waarom die haast?
Het antwoord is simpel: vraag en aanbod. Volgens het Internationaal Energieagentschap zal de vraag naar kritieke metalen tot 2040 minstens verdubbelen. Zonder koper, nikkel en kobalt komt de hele energietransitie in de knel.
Hoogleraar René Kleijn (Universiteit Leiden) verwoordde het eerder zo: “De energietransitie vraagt om heel veel van dit soort metalen.” En gelijk heeft hij. Elke elektrische auto bevat tientallen kilo’s nikkel, elke windturbine honderden kilo’s koper. De knollen in de Clarion Clipperton Zone zouden volgens schattingen goed zijn voor miljoenen tonnen aan grondstoffen. Trump wist dat ook.
Hoe werkt die mijnbouw eigenlijk?
Stel je een enorme stofzuiger voor. Alleen dan eentje die op 4000 meter diepte werkt, waar de druk zo groot is dat gewone machines zouden bezwijken.
Allseas ontwikkelde voor TMC een systeem waarbij robotachtige voertuigen over de oceaanbodem rijden. Ze zuigen de mangaanknollen op of schrapen ze los, waarna ze via kilometerslange buizen naar een schip aan de oppervlakte worden gepompt. Daar worden ze opgeslagen en later aan land gebracht.
Het klinkt efficiënt, maar de impact is enorm. Bij een proefboring in 1979 werden met een soort hark strepen over de zeebodem getrokken. Ruim veertig jaar later waren die sporen nog steeds zichtbaar, meldde het tijdschrift Nature. Soorten die daar leefden – waaronder de merkwaardig genaamde ‘gummy squirrel’-zeekomkommer – zijn nooit teruggekeerd.
En dat is nog maar één van de problemen. De stofwolken die vrijkomen bij het opzuigen, kunnen zich kilometers ver verspreiden. Dieren die hun voedsel uit het water filteren, raken letterlijk verstikt. Milieuorganisaties spreken van een ecologische ramp in slow motion.
Toenemende kritiek
De weerstand groeit. Noorwegen zette eind 2024 zijn plannen voor commerciële diepzeemijnbouw stop na felle protesten. Wetenschappers waarschuwen voor een onomkeerbaar verlies van biodiversiteit. Zelfs China, normaal niet vies van grootschalige mijnbouw, uitte kritiek op de manier waarop Trump internationale regels omzeilde.
En dan is er nog de vraag hoe de ISA reageert als TMC daadwerkelijk begint met mijnen zonder hun toestemming. Juridisch wordt het een mijnenveld – letterlijk en figuurlijk.
De rol van Allseas

Voor TMC is één partner cruciaal: Allseas. Dit Zwitsers-Nederlandse offshorebedrijf is wereldwijd de enige partij die erin geslaagd is om daadwerkelijk metalen uit de diepzee omhoog te halen. Ze beschikken over de technologie én het materieel. Zonder Allseas is TMC vleugellam.
Voor Allseas zelf ligt er ook veel op het spel. Het bedrijf moet balanceren tussen technologische trots – ze hebben iets ontwikkeld dat niemand anders kan – en de maatschappelijke weerstand die steeds groter wordt.
De vraag is: hoe lang kan Allseas doorgaan zonder dat Nederland of Zwitserland politieke druk uitoefent? Want zonder politieke rugdekking wordt dit avontuur riskant.
Een ethische spagaat
Wat deze hele kwestie zo wrang maakt, is dat de discussie draait om een keuze die we liever niet maken: klimaat redden met metalen uit de diepzee, of de oceaan beschermen door de energietransitie te vertragen.
De realiteit is dat we beide tegelijk willen: schone energie én een intact ecosysteem. Maar TMC’s plannen tonen aan dat die twee doelen soms botsen.
Milieudeskundigen wijzen erop dat we eerst naar alternatieven moeten kijken: recycling van oude batterijen, efficiëntere technologie, en minder afhankelijkheid van primaire grondstoffen. Toch blijft de verleiding groot. Want diep in de oceaan ligt een schat die de energietransitie kan versnellen – en bedrijven als TMC kunnen zich de luxe niet permitteren om te wachten.
Te snel?
De race naar de diepzeebodem is begonnen. TMC wil sneller, groter en agressiever mijnen dan ooit eerder is geprobeerd. Met steun van Allseas en rugdekking uit Washington lijkt de eerste commerciële diepzeemijn een kwestie van tijd.
Maar die snelheid roept vragen op. Wat winnen we ermee – en wat verliezen we voorgoed? De sporen van 1979 herinneren ons eraan dat de oceaan een lang geheugen heeft. Als we dieper gaan graven, laten we dan hopen dat we niet meer kapotmaken dan we ooit kunnen herstellen.